La Mondiale

Het vergeten merk uit België

Door: Rene de Ruijter • Bron: Auto Motor Klassiek

“Non-den-ju, da’s ene schone”, riep de ene Belg tegen de ander toen ze een stukje ijzer op twee wielen stonden te bewonderen. “Ah wel, das ene La Mondiale, hè. Ruim 80 jaar oud nu.” “Ajuust wat maokte ze toch ’n fraaie dingen vroeger.”

Ik weet het, mijn Belgisch is niet meer wat het geweest is, maar toch is dit de fonetische vertaling van twee motor mannen die in een heel klein kotje in Belgie de problematiek bespraken van dit roemruchte motormerk. Wij waren erbij en tekenden voor u een ‘schoon’ verhaal op.

Het is zomer 2009 als we te gast zijn in een piepklein werkplaatsje te Brugge waar draaibank en koelkast elkaar op welkome wijze afwisselen. We zijn bij Jean Claude VanMaekelbergh, een vriendelijke man die naast zijn handeltje in oude motoren zich verder heeft bekwaamd in het restaureren van vooroorlogse eencilinders. Jean Claude die door vrienden en intimi Jimmy wordt genoemd is een groot liefhebber van deze oude potten. Merken als Norton, Jap en BSA voeren bij hem de boventoon. Er staat zelfs een mooi gerestaureerde BSA Slooper in de woonkamer. Dit is voor de afwisseling wanneer het aanbod op het levensgrote moderne en zeer platte televisiescherm dat gebroederlijk naast de motor hangt tegen mocht vallen. In zijn werkplaats staan vier motoren. Drie van het merk La Mondiale en een Manx. Allen van ver voor de wereldbrand. Met de Norton Manx zijn naar blijkt Beachraces gereden in Amerika. De motor die daarom een kickstarter heeft (je kon hem in het zand niet aanduwen) is helemaal origineel. Van oorsprong komt La Mondiale uit België. Jean Claude heeft zich in dat merk gespecialiseerd. Eén motor is nog helemaal in de oude staat. Er is niets aan veranderd en hij is nog zoals hij toen rondreed. Zelfs de lak, tenminste als je nog van lak kunt spreken is origineel. De ander is gerestaureerd tot nieuwstaat. Het is een opvallende verschijning en tot in ieder detail fraai afgewerkt. De derde La Mondiale staat nog in de steigers en wordt op dit moment door JC stevig onder handen genomen. Het is een racer. “Een hele bijzondere” zo meldt JC. Hij wijst op een paar kenmerkende details zoals de snelsluitingen op de tanks, de losse wrijvingsdemper op de voorvork en de open koppeling. En natuurlijk heeft hij een JAP motor. Een 500 cc ééncilinder met open kopkleppen. Het zijn vooral deze ééncilinders die hem wat doen. Even verderop in een ander ‘kot’ zullen we maar zeggen staat nog een racer. Het is een Cotton eveneens met een 500 cc ééncilinder. Er staat TT in het frame geslagen en dan volgt een nummer. De motor die er heel stoer uit ziet is voorzien van twee Brooklands uitlaten, twee heel grote remmen en een stuur dat zoals het toen gebruikelijk was, naar beneden gebogen is. Hij moet zeker van voor 1930 zijn geweest anders komen ze er niet in bij JC. En hij moet een JAP motor hebben da’s “vast en zeker”.

 

La Mondiale
Waarom JC zo gek is op JAP motoren wordt wel duidelijk als we bij een gezellig pintje de zaak bespreken. “JAP identificeer ik met sport- en racemotoren. Het zijn hoogwaardig gemaakte motoren die van huis uit al snel waren. Het waren inbouwmotoren die door zeer veel merken gebruikt werden. Er is echter heel weinig van over gebleven. Dat maakt het verzamelen ervan alleen maar interessanter. De motoren ook in La Mondiale gebruikt. Een merk waar ik gek op ben. Oorspronkelijk is La Mondiale een Belgisch merk. Het heeft niets te maken met het Italiaanse merk Mondial zo als velen denken. Ze werden gebouwd in Brussel en ze hadden als een van de eerste merken een geperst plaatstalen frame. Ze zagen er heel eigentijds uit. Een beetje Art-Deco zal ik maar zeggen. Nu in de klassieke motorsfeer heel interessant om te verzamelen. Tsja, ik hou van die stijl, ze zijn misschien wel een beetje aan de zware kant maar dat mag de pret niet drukken.

De racer waar ik nu mee bezig ben was sterk incompleet. Eigenlijk had ik alleen een rijwielgedeelte dat niet reed. Zelfs als rijwiel niet want er zaten geen wielen in. Aan het blok ontbraken onderdelen, maar de essentiële zaken die herkenbaar waren voor een racemotor zaten er wel aan. Van lieverlee kon ik de motor compleet maken. Er werd een motorblok bij gezocht een mooie carburateur en twee voornaven. Ja, twee want de racers hadden er twee ingespaakt. Het was dus zaak om de twee voornaven aan elkaar te verbinden om zodoende een dubbele voorrem te realiseren. En dan wordt het pas echt interessant. Ik heb hier een draaibankje staan waardoor je het een en ander kunt uitrichten. Draaien is een mooi vak en onmisbaar wanneer je je aan dit soort motoren wijdt. Het biedt ook de mogelijkheid om iets wat onmogelijk lijkt, toch mogelijk te maken. En dat is een beetje het geval bij een project als dit. De naven moesten eerst uit elkaar. Dat betekent klinknagels los van de remtrommels. De naven inkorten door ze in tweeën te zagen en daarna weer aan elkaar lassen. Dan moet er een nieuwe as worden gedraaid en kunnen de remtrommels worden gemonteerd. Ik vind dit heel leuk werk, maar het is wel arbeidsintensief. Natuurlijk moeten ze dan opnieuw ingespaakt worden en dan heb je een wiel dat op die van de racers lijkt. Daarna moet er een kantelstuk gemaakt worden met twee kabelhouders op de voorvork om de zaak te bedienen. De voorvork ook van plaatstaal, kreeg een wrijvingsdemper en een nieuw gebogen stuur. Natuurlijk een beetje naar beneden gebogen want het is wel een racer. Ik vind dit allemaal prachtig werk. Steeds als je weer wat af hebt en het monteert zie je de motor als het ware groeien. La Mondiale had insteekhendels dus die zoek je dan op. Je moet een soort snelgas hebben ook met een doorlaat van een duim en een fatsoenlijke stuurdemper. Daar ben je trouwens wel even een paar dagen naar op zoek. Je moet naar beurzen en iedere wanneer je iets ziet liggen neem ik het mee. Maar met alleen de voorpartij bouwen ben je er niet. Dan komt het grote werk. Voor het motorblok erin kon moesten er schetsplaten worden gemaakt. De bak moest erin en alles moet worden uitgericht. De ketting van de koppeling naar de krukas moet wel in één lijn lopen. Er komt een kettingrand omheen, moet je ook zelf maken en de voetrusten worden gemonteerd. Om alles toch een beetje lichter te maken heb ik de pedalen en andere delen doorboord. Niet te veel natuurlijk maar precies zoals dat vroeger ook was. Er moeten uitlaten worden gebogen. Er moet een tank worden gemaakt. Ook een hele aparte. En er komt een schot tussen het frame waar alles op rust. Zienderogen krijg je dan wel een completere La Mondiale op de werkbank staan.” Zoveel praten, daar krijg je een droge keel van. “Nog een Pintje?” Het is duidelijk restaureren van oude motoren een prachtige maar ook een arbeidsintensieve liefhebberij is.

België 1924-1933
In de vorige grote crisis waarin de gegoede burger ook op zijn financiële tandvlees liep tengevolge wilde speculaties gedreven door hebzucht, viel er wel zo nu en dan een lichtpuntje te bespeuren. De motorwereld die het bepaald niet makkelijk had deed er van alles aan om te overleven. Reden waarom zoveel verschillende modellen het levenslicht zagen en ook weer verdwenen. In de bruisende stad Brussel waar La Mondiale vervaardigd werd ging het al niet anders. Om modern te zijn kwamen ze als van de eerste merken met een plaatstalen frame en voorvork. De machines waren topzwaar maar de klant vond het prachtig. Ze begonnen met het inbouwen van tweetakt motoren met een inhoud van 308 cc en een boring en slag van 75 x 68 mm. In Engeland zouden ze zeggen ‘Long stroke pots’. De tweetakjes vielen zo goed in de smaak dat er ook zwaardere versies van werden gemaakt. Zo kwam er een 349 cc uit, die al rokend en ronkend een nieuwe tijd inluidde. Ze waren goedkoop en bovendien zeer stijlvol om te zien. Om in de felle concurrentie strijd niet achter te hoeven blijven, werden ook viertakten gebouwd. Deze waren zwaarder en modern, ja zelfs met bovenliggende nokkenas. Zo gebruikten ze motoren van Chaise met een inhoud van 347 cc en 498 cc die als nokkenas een soort roterende schijf in de kop hadden. Voor de goedkopere versies werden Villiers viertakten gebruikt, meestal met stoterstangen. In Brussel werd La Mondiale een echt begrip dat ondanks de magere tijden en het lamplicht van staartlantaarns op lampolie zorgde voor een mooi beeld op de wegen.

Borden aan de muur
Het is duidelijk dat Jean Claude gevoelig is voor het juiste sfeertje om zich heen. In zijn werkplaats worden oude reclameborden afgewisseld met verschillende motorblokken op de plank. Het zijn meest eencilinders en van het merk JAP, maar dat kan ook bijna niet anders. Aan de kant staat een oude Manx met een deken in een prop erop. De Norton is niet opgeknapt en nog helemaal origineel. “Zo heb ik ze het liefst,” aldus JC. Dat kunnen we alleen maar beamen, maar vind ze maar eens! Omdat hij van zijn hobby zijn werk heeft kunnen maken is hij vaak op Marktplaats te zien waar hij sommige van zijn exoten aanbied. Als we een snelle blik werpen in een van de andere, zoals hij het zelf zegt ‘kotjes’, dan zien we al gauw een vijftal andere motoren. Zo staat er nog een prachtige oude Norton met alle emblemen erop die door de vorige eigenaar vergaard zijn door rally’s te rijden. Ook staat er een James V-twin uit de jaren twintig te wachten op een volgende klant. Er staat een mooie Matchless uit de jaren veertig en een hele fraaie Cotton. Ergens onder een stapel kisten ligt een Indian Powerplus in onderdelen. Niet compleet maar wel te koop. Weer even verder zien we dozen vol met onderdelen voor Excelsior. Het lijkt niet op te houden, telkens als we verder kijken zien we meer. Een paradijs voor de liefhebber. “Je moet er maar van houden,” zegt mijn vrouw altijd. En gelijk heeft ze. Dat doe ik ook. De La mondiale in straatuitvoering is bijvoorbeeld zo’n motor om van te houden. Als je hem met de racer vergelijkt zie je duidelijk de verschillen. Het frame is nagenoeg hetzelfde maar heeft een zeer lage zit. Hij mist de extra reservetank bovenop maar heeft weer een schattig gereedschapskistje. Aan de zijkant bevind zich een heel lang hendel om hem op de middenbok te hijsen. De uitlaten zijn open, wat zal het mooi hebben geklonken in die tijd! Alleen de olietank is anders, kleiner. Zo ook de voorpartij. Het voorwiel is kleiner met een tandkrans voor de kilometertelleraandrijving. Ook het blokje is lichter. Het is een JAP met een inhoud van 347 cc. Aan de middenbuis kun je duidelijk de ophanging van de versnellingsbak herkennen. Dit is tevens de enige buis aan het frame.Vanwege het elektrische licht (ook zeer modern) heeft hij een magdyno (magneet en dynamo) en is het voor zijn tijd een zeer complete motorfiets. Maar toch wel even iets anders dan de racer die door JC wordt gebouwd. Op de vraag wanneer hij af moet zijn glimlacht JC. “Ach, wat denk je? Ik weet het waarachtig zelf niet, jong. Neem nog een pintje, voorlopig staat-ie hier goed.”

LATEN WE CONTACT HOUDEN!

We houden je graag op de hoogte van ons laatste verhalen 😎

We sturen je geen spam en houden je e-mailadres geheim!